Een paar herinneringen aan Kees Doets, mede aan de hand van citaten
Kees Doets heb ik leren kennen toen ik in de jaren 1968-71 de bovenbouwstudie filosofie deed aan de Centrale Interfaculteit (C.I.) van de UvA. Zijn colleges en de door hemzelf ‘gemimeografeerde’ aantekeningen (inleiding mathematische logica, modeltheorie, en axiomatische verzamelingenleer) waren glashelder. Zijn stijl van presenteren bleek later verwant aan die van de structuralistische wetenschapsfilosofen en heb ik altijd als ideaaltypisch ervaren.
In de periode 1971-75 heb ik, als adjunct-secretaris van de faculteit, regelmatig met hem te maken gehad, in commissies, de faculteitsraad en in 1973/74 toen hij lid was van het faculteitsbestuur. Ik herinner me met veel plezier zijn rustige en sympathieke uitstraling.
Een enkele keer heeft hij een bijdrage geleverd aan het (nog steeds bestaande, maar toen nog gestencilde) faculteitsblad Cimedart. In 1971 mengde hij zich bijvoorbeeld in een discussie over de valwet van Galilei. Zijn afsluitende opmerking kenmerkt zijn precisie:
“Waar Newton wel maar Galilei’s redenering geen antwoord op heeft is de vraag naar wat er gebeurt als men de twee voorwerpen afzonderlijk (in de zin van ruimte en tijd) laat vallen.”
Ook heeft hij een keer, al in 1970, in acht pagina’s een, uiteraard zeer heldere, uiteenzetting gegeven over “Mathematische Logica en Filosofische Problemen”. Dat zijn opvatting over filosofische problemen vermoedelijk niet representatief was voor alle C.I.-collega’s moge blijken uit het volgende citaat uit de inleiding:
“Het schijnt dat sommige filosofen in de mening verkeren dat goede filosofische problemen onoplosbaar zijn. Ik ben echter van opvatting dat onoplosbare (dus in de meest letterlijke zin: eeuwige) problemen geen problemen zijn.”
Een paar weken na zijn afscheidssymposium in 2002 mailde hij mij:
“Ik vond het allemaal hartverwarmend, en zou op dat moment mijn afscheid het liefst maar weer ongedaan hebben gemaakt......”
Maar dit gevoel verdween heel snel:
“Gelukkig heb ik in de afgelopen twee weken al gemerkt dat een mens eigenlijk helemaal geen tijd over heeft om te werken.”
Ik zie zijn olijke blik en ingehouden lach bij dit soort uitspraken.
Theo Kuipers, Bloemendaal, 14-11-2024