Kees Doets in mijn herinnering, van Jan Willem Klop
Ik heb Kees niet van heel nabij gekend - helaas. Dat helaas kwam in mijn gedachten en gevoel tijdens het getuige zijn met zoom van de uitvaartdienst, met alle informatie over hem gegeven in de mooie eulogieën, de fotosequenties, de muziek zelfs. Ontroerende jeugdfotos, met een voor mij als toeschouwer op afstand een benijdenswaardig gezicht op een rijk leven met familie en vrienden en levenslust. Een jong en sympathiek iemand, de onvervulde en onvervulbare wens hem beter gekend te hebben. Spaarzame herinneringen slechts.
Tien jaar geleden spraken we elkaar voor het laatst, ook toen kort, na het afscheidssymposium voor Krzysztof op het CWI, in november 2014. Ik geloof dat we het over Kruskal’s boomstelling hadden. Door Kees ook elegant en helder beschreven in zijn boek Wijzer in de Wiskunde (mooie titel), van 1991, zag ik net. Maar het meest raadpleegde ik door de jaren heen, zijn deel in Van Dalen, Doets en de Swart (1975), Verzamelingen, naief, axiomatisch en toegepast, het staat letterlijk stuk gelezen in mijn boekenkast.
De meeste keren zag ik Kees op het Intercity Colloquium twee wekelijks op vrijdagen gehouden tussen Utrecht en Amsterdam, op het Mathematisch Instituut Boedapestlaan 6, en Roeterseiland. Henk en ik verzorgden het opstellen en rondsturen van de convocaten. Dat was tussen 1974 en 1980. Soms gingen we als Utrechtenaren met de trein naar Amsterdam, maar meestal was ik in mijn oranje Renault 5 chauffeur van ons logische gezelschap bestaande uit Dirk, Henk, Albert, Jeff soms, Craig. Anne Troelstra en veel Amsterdamse logici waren er ook altijd. Ik heb Kees daar heel vaak gezien. Ik herinner me Kees als vriendelijk, sympathiek, rustig, vertrouwenwekkend, wetenschappelijk precies. Ik wist niet dat hij daar naast zo indrukwekkend sportief was. En gevoelig voor gedichten.
Als ook bijna ’octogenarian’ merk ik een neiging tot een ’summing up’ van leven en werk, personen en ontmoetingen. We waren niet heel close, wou dat dat meer geweest was, maar ik ben blij dat ik hem kende, met een droevige ondertoon nu bij het zien van Kees in zijn jeugd, maar met het gevoel een rijk leven te zien, ondanks de zwaarte voor hem van sommige jaren. De kostbare herinnering is blijvend.
Verzamelingen, 1975